\id HAB 35_Habakuk.usfm, NBG-vertaling 1951, July 2024 \ide UTF-8 \h Habakuk \toc1 Habakuk \toc2 Habakuk \toc3 Hab \mt1 Habakuk \c 1 \s1 Opschrift \p \v 1 De godsspraak, die de profeet Habakuk geschouwd heeft. \s1 Het strafgericht door de Chaldeeën \p \v 2 Hoelang, Here, roep ik om hulp, en Gij hoort niet; schreeuw ik tot U: geweld! en Gij verlost niet? \v 3 Waarom doet Gij mij ongerechtigheid zien, en aanschouwt Gij ellende? Ja, onderdrukking en geweld zijn voor mijn ogen, en er is twist, en tweedracht verheft zich. \v 4 Daarom verliest de wet haar kracht, en nimmer komt het recht te voorschijn, want de goddeloze omsingelt de rechtvaardige, daarom komt het recht verdraaid te voorschijn. \v 5 Ziet onder de heidenen en let op, en verbaast u, ontzet u, want Ik doe een werk in uw dagen, dat gij niet zoudt geloven, wanneer het verteld wordt. \v 6 Want zie, Ik verwek de Chaldeeën, dat grimmige en onstuimige volk, dat de breedten der aarde doortrekt om woonsteden in bezit te nemen, die de zijne niet zijn. \v 7 Schrikkelijk en vreselijk is het, zijn recht en zijn hoogheid gaan van hemzelf uit. \v 8 Zijn paarden zijn vlugger dan panters, en sneller dan avondwolven; zijn rossen en zijn ruiters komen aan in galop, zij komen van verre aangevlogen als een arend, die toeschiet om te verslinden. \v 9 Heel dat volk komt om geweld te bedrijven, het aanstormen van zijn voorhoede is een oostenwind, en het verzamelt gevangenen als zand. \v 10 Met koningen drijft het de spot en machthebbers zijn hem een belaching. Het lacht om elke vesting, het werpt er aarde tegenop en neemt haar in. \v 11 Dan snelt het voort als de wind en trekt verder; zo maakt hij zich schuldig, wiens kracht zijn god is. \v 12 Zijt Gij niet vanouds, Here, mijn God, mijn Heilige? Wij sterven niet. Here, tot een oordeel hebt Gij hem gesteld, en, o Rots! om te tuchtigen hebt Gij hem bestemd. \v 13 Gij, die te rein van ogen zijt om het kwaad te zien, en die het onrecht niet kunt aanschouwen, waarom aanschouwt Gij de trouwelozen en zwijgt Gij, als de goddeloze verslindt hem die rechtvaardiger is dan hij, \v 14 zodat Gij de mensen maakt als vissen der zee, als het kruipend gedierte, dat geen heerser heeft? \v 15 Hen allen trekt hij op met de haak, sleept ze in zijn net en vergadert ze in zijn zegen; daarom is hij verblijd en hij jubelt. \v 16 Daarom slacht hij offers voor zijn net en ontsteekt ze voor zijn zegen; want door deze is zijn deel vet en zijn spijs overvloedig. \v 17 Zal hij daarom zijn net ledigen, en voortdurend volkeren doden zonder mededogen? \c 2 \s1 Het gericht over de Chaldeeën \p \v 1 Ik wil gaan staan op mijn wachttoren en mij stellen op de wal, ik wil uitzien naar wat Hij tot mij spreken zal, en wat ik moet antwoorden op mijn klacht. \v 2 Toen antwoordde de Here mij: Schrijf het gezicht op en zet het duidelijk op tafelen, opdat men het in het voorbijlopen zal kunnen lezen. \v 3 Want wel wacht het gezicht nog tot de bestemde tijd, maar het spoedt zich zonder falen naar het einde; als het vertoeft, verbeid het, want komen zal het gewis; uitblijven zal het niet. \v 4 Zie, opgeblazen, niet recht, is zijn ziel in hem, maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. \v 5 Voorzeker, de bedrieglijke trotsaard is een snoevend mens, doch zonder bestand, die zijn muil openspert als het dodenrijk en onverzadelijk is als de dood, zodat hij alle volkeren tot zich verzamelt en alle natiën tot zich bijeenbrengt. \v 6 Zullen die allen niet een spreuk over hem opheffen, en een spotlied, raadsels, en zeggen:Wee hem die zich verrijkt met wat niet van hem is – tot hoelang? en die gepand goed op zich laadt! \v 7 Zullen niet plotseling opstaan zij die u bijten, en ontwaken zij die u schrik aanjagen, zodat gij hun worden zult tot een gewisse buit? \v 8 Omdat gij vele volkeren geplunderd hebt, zal al wat van de natiën overgebleven is, u plunderen, vanwege het vergoten mensenbloed en vanwege het geweld het land, de stad en al haar inwoners, aangedaan. \v 9 Wee hem die onrechtmatig gewin bijeenbrengt voor zijn huis, om zijn nest te maken in de hoogte, ten einde zich te redden uit de greep van het onheil! \v 10 Gij hebt schande tegen uw huis beraamd, (toen gij het voornemen hadt) vele volkeren te verdelgen; dus hebt gij uw leven verbeurd. \v 11 Want de steen schreeuwt uit de muur, en de balk antwoordt hem uit het houtwerk. \v 12 Wee hem die de stad met bloed bouwt, en de veste op onrecht grondvest! \v 13 Ziet, is het niet van de Here der heerscharen, dat de volkeren zich vermoeien voor het vuur en de natiën zich afmatten voor niets? \v 14 Want de aarde zal vol worden van de kennis van des Heren heerlijkheid, gelijk de wateren die de bodem der zee bedekken. \v 15 Wee hem die zijn naaste doet drinken en er uw gif bijmengt, en hem ook dronken maakt om hun naaktheid te aanschouwen! \v 16 Gij hebt u verzadigd met schande in plaats van met eer, drink gij nu ook en ontbloot u. Tot u zal zich wenden de beker van de rechterhand des Heren, en grote schande zal komen over uw heerlijkheid. \v 17 Want het geweld, de Libanon aangedaan, zal u bedekken, en het uitroeien van de dieren zal u verschrikken, vanwege het vergoten mensenbloed en het geweld het land, de stad en al haar inwoners, aangedaan. \v 18 Wat baat het gesneden beeld, daar zijn maker het gehouwen heeft; het gegoten beeld, dat een leugenleraar is, dat de maker op zijn maaksel vertrouwt, terwijl het stomme afgoden zijn, die hij maakt? \v 19 Wee hem die tot een stuk hout zegt: Ontwaak, en tot een stomme steen: Word wakker. Zou die onderrichten? Zie, hij is gevat in goud en zilver, doch er is volstrekt geen geest in hem. \v 20 Maar de Here is in zijn heilige tempel. Zwijg voor Hem, gij ganse aarde! \c 3 \s1 Het gebed van de profeet \p \v 1 Het gebed van Habakuk, de profeet. Op Sigjonot. \v 2 Here, ik heb de tijding aangaande U vernomen,ik ben, Here, met vreze voor uw werk vervuld;roep het in het leven in de loop der jaren,maak het openbaar in de loop der jaren;gedenk in de toorn aan ontfermen! \v 3 God komt van Temanen de Heilige van het gebergte Paran. selaZijn majesteit bedekt de hemelen,en de aarde is vol van zijn lof. \v 4 Er is een glans als van zonlicht,lichtstralen heeft Hij aan zijn zijdeen daar is het omhulsel zijner kracht. \v 5 Voor Hem uit gaat de pesten koortsgloed volgt Hem op de voet. \v 6 Hij staat en doet de aarde schudden;Hij ziet rond en doet de volken van schrik opspringen,de aloude bergen liggen verpletterd,de eeuwige heuvelen zinken ineen;de eeuwenoude wegen zijn zijne. \v 7 Ik zie de tenten van Kusan onder druk,de tentkleden van het land van Midjan sidderen. \v 8 Is tegen de rivieren, o Here,is tegen de rivieren uw toorn ontbrand,of tegen de zee uw verbolgenheid,dat Gij rijdt op uw paarden, op uw zegewagens? \v 9 Reeds is uw boog ontbloot,Gij hebt U voorzien van pijlen in overvloed. selaGij splijt de aarde tot rivieren, \v 10 de bergen zien U, zij beven,stromen van water trekken voorbij,de watervloed verheft zijn stem,hij steekt zijn handen omhoog. \v 11 De zon, de maan treden terug in haar woning,wegens het licht van uw voortsnellende pijlen,wegens de glans uwer bliksemende speer. \v 12 In gramschap doorschrijdt Gij de aarde,in toorn dorst Gij de volkeren. \v 13 Gij trekt uit tot redding van uw volk,tot redding van uw gezalfde.Gij verbrijzelt het bovenste van des goddelozen huisen ontbloot het fundament tot de laatste steen. sela \v 14 Gij doorsteekt met zijn eigen pijlenhet hoofd zijner krijgslieden, die aanstormenom mij te verstrooien met een gejuich,alsof zij de ellendige in een schuilhoek verslonden. \v 15 Gij betreedt met uw paarden de zee,de schuimende vloed der grote wateren. \v 16 Toen ik het hoorde, beefde mijn binnenste;op het gerucht daarvan sidderden mijn lippen;bederf kwam in mijn gebeenteen ik beefde op de plaats waar ik stond;toch zal ik rustig afwachten de dag der benauwdheid,wanneer die aanbreken zal voor het volkdat met benden ons aanvalt. \v 17 Al zou de vijgeboom niet bloeien,en er geen opbrengst aan de wijnstokken zijn,de vrucht van de olijfboom teleurstellen;al zouden de akkers geen spijs opleveren,de schapen uit de kooi verdreven zijnen er geen runderen in de stallingen zijn, \v 18 nochtans zal ik juichen in de Here,jubelen in de God van mijn heil. \v 19 De Here Here is mijn kracht:Hij maakt mijn voeten als die der hinden,Hij doet mij treden op mijn hoogten.Voor de koorleider. Met snarenspel.