\id 1TH 53_1-Tessalonicenzen.usfm, NBG-vertaling 1951, July 2024 \ide UTF-8 \h 1-Tessalonicenzen \toc1 1 Tessalonicenzen \toc2 1 Tessalonicenzen \toc3 1TE \mt1 1 Tessalonicenzen \c 1 \s1 Schrijver – Lezers – Groet \p \v 1 Paulus, Silvanus en Timoteüs aan de gemeente der Tessalonicenzen in God, de Vader, en de Here Jezus Christus: genade zij u en vrede! \s1 De vrucht der prediking \p \v 2 Wij danken God altijd om u allen, wanneer wij u gedenken bij onze gebeden, \v 3 onophoudelijk gedachtig aan het werk uws geloofs, de inspanning uwer liefde en de volharding uwer hoop op onze Here Jezus Christus voor het oog van onze God en Vader. \v 4 Immers, dat gij, door God geliefde broeders, verkoren zijt, weten wij, \v 5 omdat onze evangelieprediking niet slechts in woorden tot u gekomen is, maar ook in kracht en in de heilige Geest en in grote volheid; gij weet trouwens, hoedanigen wij bij u geweest zijn om uwentwil. \v 6 En gij zijt navolgers geworden van ons en van de Here en gij hebt het woord onder zware verdrukking met blijdschap des heiligen Geestes aangenomen, \v 7 zodat gij een voorbeeld geworden zijt voor alle gelovigen in Macedonië en in Achaje. \v 8 Want uit uw midden heeft het woord des Heren weerklonken niet alleen in Macedonië en Achaje, maar allerwegen is uw geloof, dat zich op God richt, bekend geworden, zodat wij daarvan niets behoeven te zeggen. \v 9 Want zelf verhalen zij van ons, hoe wij bij u ontvangen zijn en hoe gij u van de afgoden tot God bekeerd hebt, om de levende en waarachtige God te dienen, \v 10 en uit de hemelen zijn Zoon te verwachten, die Hij uit de doden opgewekt heeft, Jezus, die ons verlost van de komende toorn. \c 2 \s1 Het optreden van Paulus \p \v 1 Want zelf weet gij, broeders, dat ons komen bij u niet zonder vrucht is geweest. \v 2 Immers, ondanks de mishandeling en de smaad, die wij, zoals gij weet, te Filippi tevoren ondergaan hadden, hebben wij u, in onze God vrijmoedig, onder zware strijd het evangelie Gods gebracht. \v 3 Want ons vermanen komt niet voort uit dwaling, noch uit onzuivere bedoeling; het gaat ook niet met list gepaard. \v 4 Integendeel, daar God ons waardig heeft gekeurd om ons het evangelie toe te vertrouwen, spreken wij, niet om mensen te behagen, maar Gode, die onze harten keurt. \v 5 Want wij hebben ons nooit afgegeven met vleitaal, zoals gij weet, of met (enig) baatzuchtig voorwendsel; God is getuige! \v 6 Ook zochten wij geen eer bij mensen, noch van u, noch van anderen, hoewel wij als apostelen van Christus ons hadden kunnen laten gelden; \v 7 maar wij gedroegen ons in uw midden vriendelijk, zoals een moeder haar eigen kinderen koestert. \v 8 Zo waren wij, in onze grote genegenheid voor u, bereid u niet alleen het evangelie Gods, maar ook ons eigen leven mede te delen, daarom, dat gij ons lief geworden waart. \v 9 Want gij herinnert u, broeders, onze moeite en inspanning. Terwijl wij nacht en dag werkten, om niemand uwer lastig te vallen, hebben wij u het evangelie van God gepredikt. \v 10 Gij zijt getuigen, en God, hoe vroom, rechtvaardig en onberispelijk wij ons bij u, die gelooft, gedragen hebben. \v 11 Gij weet trouwens, hoe wij, als een vader zijn eigen kinderen, u hoofd voor hoofd vermaanden, aanmoedigden, \v 12 en betuigden te blijven wandelen, Gode waardig, die u roept tot zijn eigen Koninkrijk en heerlijkheid. \s1 Vreugde over de gemeente \p \v 13 En hierom danken ook wij God onophoudelijk, dat gij, toen gij het gepredikte woord Gods van ons hebt ontvangen, het hebt aangenomen niet als een woord van mensen, maar, wat het inderdaad is, als een woord van God, dat ook werkzaam is in u, die gelooft. \v 14 Want gij, broeders, zijt navolgers geworden van de gemeenten Gods in Christus Jezus, die in Judea zijn, omdat ook gij hetzelfde te verduren hebt gehad van uw eigen volksgenoten als zij van de Joden, \v 15 die zelfs de Here Jezus en de profeten gedood en ons tot het uiterste vervolgd hebben, die Gode niet behagen en tegen alle mensen ingaan, \v 16 daar zij ons verhinderen tot de heidenen te spreken tot hun behoud, waardoor zij te allen tijde (de maat) hunner zonden vol maken. De toorn is over hen gekomen tot het einde. \v 17 Maar wij, broeders, die een tijdlang naar het oog, niet naar het hart, van u beroofd zijn geweest, hebben met zeer veel ijver en groot verlangen begeerd uw aangezicht te zien. \v 18 Wij, of liever: ik, Paulus, heb namelijk een en andermaal tot u willen komen, doch de satan heeft het ons belet. \v 19 Want wie is onze hoop of blijdschap of erekrans voor onze Here Jezus bij zijn komst, wie anders dan gij? \v 20 Ja, gij zijt onze eer en blijdschap. \c 3 \s1 Goede berichten door Timoteüs \p \v 1 Daarom hebben wij, – want wij konden het niet langer uithouden, – besloten alleen te Athene achter te blijven, \v 2 en wij hebben Timoteüs, onze broeder, en een medewerker Gods in het evangelie van Christus, gezonden om u te versterken en u te vermanen inzake uw geloof, \v 3 dat niemand zou wankelen onder deze verdrukkingen. Gij weet immers zelf, dat wij daartoe bestemd zijn; \v 4 want ook toen wij bij u waren, zeiden wij u reeds, dat wij zouden verdrukt worden, zoals gij ook weet, dat geschied is. \v 5 Daarom kon ik het ook niet langer uithouden en zond hem om mij te vergewissen van uw geloof, of de verzoeker u misschien verzocht had en onze inspanning vruchteloos zou geworden zijn. \v 6 Maar thans, nu Timoteüs van u tot ons teruggekeerd is en ons goede tijding gebracht heeft van uw geloof en uw liefde, en dat gij ons te allen tijde in goede herinnering houdt, even verlangend om ons te zien als wij u, \v 7 zijn wij dan ook, broeders, bij al onze nood en druk, vertroost over u door uw geloof, \v 8 want nu leven wij, als gij staat in de Here. \v 9 Want welke dank kunnen wij Gode over u vergelden voor al de blijdschap, waarmede wij ons om u verblijden voor onze God? \v 10 Nacht en dag bidden wij vurig, dat wij uw aangezicht mogen zien en voltooien wat nog aan uw geloof ontbreekt. \v 11 Hij, onze God en Vader, en onze Here Jezus, bane ons de weg tot u; \v 12 en u doe de Here toenemen en overvloedig worden in de liefde tot elkander en tot allen – zoals ook wij gezind zijn jegens u –, \v 13 om uw harten te versterken, zodat zij onberispelijk zijn in heiligheid voor onze God en Vader bij de komst van onze Here Jezus met al zijn heiligen. \c 4 \s1 Vermaning tot heilige wandel \p \v 1 Voorts dan, broeders, vragen wij en vermanen wij u in de Here Jezus, dat gij, zoals gij van ons vernomen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode behagen, zoals gij ook inderdaad wandelt, dat nog meer doet. \v 2 Want gij weet, welke voorschriften wij u gegeven hebben door de Here Jezus. \v 3 Want dit wil God: uw heiliging, dat gij u onthoudt van de hoererij, \v 4 dat ieder uwer in heiliging en eerbaarheid zijn vat wete te verwerven, \v 5 niet in hartstochtelijke begeerlijkheid, zoals ook de heidenen, die van God niet weten, \v 6 en dat men zijn broeder niet slecht behandele of bedriege in deze zaak, want de Here is een wreker van dit alles, zoals wij u ook vroeger gezegd en nadrukkelijk betuigd hebben. \v 7 Want God heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar in heiliging. \v 8 Daarom, wie dit verwerpt, verwerpt niet een mens, maar God, die u immers ook zijn heilige Geest geeft. \v 9 Over de broederliefde is het niet nodig u te schrijven; immers, gij hebt zelf van God geleerd elkander lief te hebben; \v 10 gij doet dat dan ook ten aanzien van alle broeders in geheel Macedonië.Maar wij vermanen u, broeders, dit nog veel meer te doen, \v 11 en er een eer in te stellen rustig te blijven en uw eigen zaken te behartigen en met uw handen te werken, zoals wij u bevolen hebben, \v 12 opdat gij u behoorlijk gedraagt ten aanzien van hen, die buiten staan, zonder iets nodig te hebben. \s1 De komst des Heren \p \v 13 Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere (mensen), die geen hoop hebben. \v 14 Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zó hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. \v 15 Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, \v 16 want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; \v 17 daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen. \v 18 Vermaant elkander dus met deze woorden. \c 5 \s1 Waakzaamheid \p \v 1 Maar over de tijden en gelegenheden, broeders, is het niet nodig, dat u geschreven wordt: \v 2 immers, gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heren zó komt, als een dief in de nacht. \v 3 Terwijl zij zeggen: het is (alles) vrede en rust, overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling verderf, en zij zullen geenszins ontkomen. \v 4 Maar gij, broeders, zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou: \v 5 want gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dags. Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe; \v 6 laten wij dan ook niet slapen gelijk de anderen, doch wakker en nuchter zijn. \v 7 Want die slapen, slapen des nachts en die zich bedrinken, zijn des nachts dronken, \v 8 maar laten wij, die de dag toebehoren, nuchter zijn, toegerust met het harnas van geloof en liefde en met de helm van de hoop der zaligheid; \v 9 want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus, \v 10 die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, tezamen met Hem zouden leven. \v 11 Vermaant daarom elkander en bouwt elkander op, gelijk gij dit ook doet. \s1 Vermaningen – Groet \p \v 12 Wij verzoeken u, broeders, hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in de Here en u terechtwijzen, te erkennen, \v 13 en hen zeer hoog te schatten in liefde, om hun werk. Houdt vrede onder elkander. \v 14 Wij vermanen u, broeders, wijst de ongeregelden terecht, beurt de kleinmoedigen op, komt op voor de zwakken, hebt geduld met allen. \v 15 Ziet toe, dat niemand kwaad met kwaad vergelde, maar jaagt te allen tijde het goede na, jegens elkander en jegens allen. \v 16 Verblijdt u te allen tijde, \v 17 bidt zonder ophouden, \v 18 dankt onder alles, want dat is de wil Gods in Christus Jezus ten opzichte van u. \v 19 Dooft de Geest niet uit, \v 20 veracht de profetieën niet, \v 21 maar toetst alles en behoudt het goede. \v 22 Onthoudt u van alle soort van kwaad. \v 23 En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. \v 24 Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen. \v 25 Broeders, bidt [ook] voor ons. \v 26 Groet al de broeders met een heilige kus. \v 27 Ik bezweer u bij de Here, dat deze brief aan alle broeders voorgelezen worde. \v 28 De genade van onze Here Jezus Christus zij met u.